NLP Technieken en begrippen

Coachen – Stap 3: Provocatieve communicatie

De provocatieve therapie is in de praktijk ontstaan en ontwikkeld door Frank Farrally, een toenmalige Rogeriaanse therapeut, tussen 1963 en 1966 in Madison, Wisconsin (USA). Zijn ervaringen met de non-directieve therapie van Rogers hebben ertoe geleid om te zoeken naar een andere vorm van therapie. Farrally vond dat Rogeriaanse therapeuten optimaal contact maken met hun cliënten, zodat deze alle ruimte krijgen om hun verhaal te vertellen. Dit empathisch vermogen van de therapeut leidt niet altijd naar verandering op dieperliggende niveaus, volgens Farrally.

Hij trof een drietal overtuigingen aan bij chronisch schizofrenen waarmee hij intensief werkte:

  • Ik ben waardeloos
  • Ik ben hulpeloos en zal nooit veranderen
  • Mijn leven zal altijd een lange psychologische en therapeutische ellende blijven.

 

Vanuit die constatering wilde hij andere overtuigingen overbrengen die binnen de Rogeriaanse therapie niet aan de orde kwamen. Volgens Farally bleef Rogers aan de oppervlakte en kwam zodoende niet bij de allesbepalende achterliggende (3 bovenstaande) overtuigingen.

Farrally wilde drie basisgedachten overbrengen:

  • Je bent de moeite waard, omdat je waardevol bent
  • Je kunt veranderen
  • Je hele leven kan er anders uit gaan zien

 

Farrally: Veel cliënten voelen angst, schaamte en spijt, maar geen schuld. Die schuld geven ze aan hun ouders, leraren, werkgevers of de samenleving.

Cliënten zeggen: ”Ik heb niets gedaan, dus ik hoef niet te veranderen, het is hun schuld.”

Veel cliënten zijn zich bewust van: “Ik functioneer niet, ik kan het niet en ik wil het niet.”

Farrally's vooronderstellingen

  1. De psychologische kwetsbaarheid van cliënten wordt schromelijk overdreven, zowel door henzelf als door anderen (therapeuten en familieleden).
  2. Het tonen van therapeutische wreedheid, blijmoedig sadisme, hardhandige liefde en genezende humor kan cliënten bijzonder goed helpen.
  3. Mensen veranderen en groeien in antwoord op een uitdaging.
  4. Mensen kunnen veranderen als zij daarvoor kiezen.
  5. Cliënten hebben veel grotere mogelijkheden om een aangepaste en productieve levenswijze te ontwikkelen dan zijzelf en veel therapeuten aannemen, ongeacht de bestaansduur en de ernst van de situatie.
  6. Het gedrag van de cliënt t.o.v. de therapeut is een relatief nauwkeurige afspiegeling van zijn gedragspatronen in sociale en intermenselijke relaties.

 

Hij formuleerde twee centrale hypothesen:

  • Als de cliënt op humoristische en zorgzame wijze door de therapeut wordt geprovoceerd, en dat plaats vindt binnen zijn eigen referentiekader, heeft de cliënt de neiging om zichzelf te veranderen op een manier die tegengesteld is aan de definitie die de therapeut van hem als persoon geeft.
  • Als de cliënt door de therapeut provocatief wordt aangemoedigd (humoristisch en zorgvuldig) om zijn zelf belemmerende, deviante gedrag voort te zetten, heeft deze cliënt de neiging om gedrag te gaan vertonen dat meer in overeenstemming is met de sociale normen, doordat hij zichzelf en anderen op veel positievere wijze gaat bezien.

 

Vanuit bovengenoemde hypothesen zijn de volgende doelen gesynthetiseerd:

  1. Het bevestigen van eigenwaarde, zowel door taal als door gedrag
  2. Het doelmatig voor zichzelf op kunnen komen, zowel bij het uitvoeren van taken als in relaties.
  3. Het zichzelf op realistische wijze kunnen verdedigen.
  4. Het aandurven om de eigen psychosociale werkelijkheid te testen en het verwerven van het noodzakelijke onderscheidingsvermogen om adequaat te kunnen reageren. Globale waarnemingen leiden tot globale, stereotype reacties; gedifferentieerde waarnemingen leiden tot adequate reacties.
  5. Het durven aangaan van risico's in persoonlijke relaties, met name waar het gaat om het overbrengen van affectie en kwetsbaarheid, op het moment dat de cliënt die ook werkelijk ervaart van en voor mensen die belangrijk voor hem zijn. De woorden "ik heb je nodig", "ik mis je" en "ik geef om je" horen erbij als je je in een relatie aan de ander toevertrouwt, maar zijn vaak buitengewoon moeilijk te uiten.

 

Advocaat van de duivel

In de satansrol kiest de therapeut partij voor de negatieve kant van de cliënt en spoort de cliënt aan deze voort te zetten of overdrijft deze negatieve kant. Hierdoor laat de therapeut cliënten doen, denken en voelen wat ze zelf nog niet gedaan, gedacht of gevoeld hebben. Hierdoor wordt het patroon doorbroken.

Provocatieve technieken:

  1. Overdrijven
    De therapeut overdrijft uitspraken van cliënten (over zichzelf). Je zegt dat je een beetje te dik bent, wat jij dik noemt, noem ik "Billy Turf". Dus je bent al een tijdje vrij depressief, je komt bij mij meer over als een plant, die enkel ademt en elke dag water krijgt.
  1. Humor / spot
    De therapeut maakt grapjes over de situatie van de cliënt of drijft er de spot mee. Je lijkt wel een barbiepop op batterijen die ze elke dag opnieuw aan de oplader zetten. Jouw boosheid is inderdaad goed zichtbaar, kinderen zullen schrikken als ze jou 's nachts op straat tegenkomen.
  1. Nabootsen
    De therapeut imiteert (een deel van) het gedrag van de cliënt.“Zie je hoe je kijkt als je zoiets zegt. Ik zal eens m'n best doen om zo'n gezicht te trekken... een minuut vind ik al moeilijk, terwijl jij zo al jaren kijkt.”
    “Als ik nu ook met zo'n muizenstemmetje ga praten zijn we net Truus de Mier en Co.”
  1. Ironie / sarcasme
    Confronteren van de zelfbelemmerende gedachten van cliënten, door scherp, minachtend of vijandig te reageren.Tegen een patiënt in een inrichting: "Wat kan jou het schelen hoelang ze je hier nog vasthouden, je blijft lekker "ijsberen" de hele dag, dat wil je toch? De hoeveelste therapeut heb je nu geraadpleegd? Hoe krijg je het toch voor elkaar om al die mensen steeds weer naar je klaagzang te laten luisteren?"

Alleen maar serieus met de klant meegaan noemt Farrally ‘misplaatste vriendelijkheid’, wat niet leidt tot ander gedrag bij de cliënt. De cliënt kan de therapeut om de tuin leiden, de gewenste aandacht krijgen en niets hoeven veranderen.

Belangrijke NLP-ingrediënten

Bij deze toepassingen zijn de volgende NLP-elementen van belang:

  • Rapport; blijf extreem matchen met klanten tijdens provocatieve toepassingen, zonder rapport werkt het averechts.
  • Gebruik je stem om de vorm kracht bij te zetten of juist in een tegenoverstelde richting (denk aan Satir-categorieën).
  • Kalibreer de reactie van de cliënt en gebruik die vervolgens weer. Vraag bijvoorbeeld wat een non-verbale reactie op een provocatie betekent.
  • Chaining; bouw de provocatieve uitdagingen op als een kettinganker. Durf wel te provoceren, een ingetogen provocatie werkt niet.

 

Stemgebruik en fysiologie: 4 talen

Ook bij provocatieve therapie is stemgebruik en fysiologie een heel belangrijk deel van de communicatie (93%). De gezichtsuitdrukking is heel belangrijk om verwarring te zaaien:

  • een serieuze boodschap met een lachend gezicht
  • een humoristische opmerking met een serieus gezicht
  • hard lachen en veel gebaren voor of na een uitspraak

 

Farrally heeft stemgebruik en fysiologie samengevat in 4 soorten talen:

  1. Religieus-moraliserende taal
    Het bestraffende vingertje, bazig, autoritair en bevelend.
  1. Platte taal / straattaal
    Dubbelzinnigheden, krachttermen en populaire uitdrukkingen.
  1. Lichaamstaal (kinesthetisch)
    Een gevoel uitdrukken, non-verbaal reageren gebaren, gezichtsexpressie en bewegingen.
  1. Beroepsjargon
    Hanteren van therapeuten-jargon of het jargon van de cliënt; moeilijke woorden, gewichtig gedrag, serieuze taal.

 

Processtadia van de provocatieve therapie

Volgens Farrally gaan cliënten bij Provocatieve therapie door de volgende stadia heen:

Stadium 1: De cliënt wordt snel provocatief geleid naar een serie ervaringen die hem verbazen, verontwaardigd maken en zijn gedachtepatroon overhoopgooien. ‘Wat ben jij voor een therapeut!’ Toch komt 95% van de cliënten na de eerste maal bij Farrally terug, hun redenen zijn:

  • Hier gebeurt tenminste iets, de kern wordt aangepakt.
  • Wat er gezegd wordt is niet leuk, maar er is wel een goed contact. Jij zegt tenminste wat je vindt.
  • Cliënten kunnen de provocatieve therapie niet om hun vinger winden, het doet pijn en tevens voelt het goed.
  • Jij hebt mij door en we kunnen er nog om lachen ook. Alsof ik de hoofdrol speel in een komische film.
  • Jij hebt door wat ik mezelf allemaal aan doe.

 

Stadium 2: De weerstanden van de klant veranderen en de klant krijgt door dat niet de therapeut moet veranderen in zijn gedrag maar hijzelf. De wil om te veranderen is groot, tevens is er vaak een sombere stemming: "Verdomme, je hebt gelijk.” Verdedigingsmechanismen verdwijnen nu.

Stadium 3: De klant begint hier keuzes te maken, komt in beweging en heeft duidelijkheid omtrent de situatie die hij zelf heeft gecreëerd. De cliënt wil bewijzen dat de therapeut ongelijk heeft en gaat verzet leveren tegen het huidige gedrag. Zijn waarden en identiteit komen in beeld.

Stadium 4: De laatste fase is die van consolidatie en integratie. Protest tegen de provocatieve houding van de therapeut is verdwenen of enkel humoristisch aanwezig. Karikaturen van de therapeut worden beantwoord met 'mijn 'oude' ik deed/was zo! De cliënt heeft z'n eigenwaarde terug, wat energie vrijmaakt voor zijn doelen, vaardigheden en gedrag.

Hierop volgt Coachen - Stap 4 tot 7: Patronen

De andere stappen:

Coachen - Stap 1: Diagnose

Coachen - Stap 2: Ultieme motivatie/leverage

Coachen - Stap 4 tot 7: Patronen

Coachen - De Meesterstappen